Zaden kun je direct in de grond stoppen of je kunt ze voorzaaien.

Voor het voorzaaien zijn allerlei bakjes bruikbaar, noteer wel goed wat je er in stopt.

Zorg dat de bakjes schoon zijn en vul ze met turfvrije aarde, aarde met zand of speciale kiem-aarde. Houd ze vochtig en dek ze eventueel af met plastic.

Sommige kiemplantjes willen niet verspeend worden, meestal omdat ze een penwortel hebben. Deze kun je zaaien in halve wc-rolletjes gevuld met aarde. Zodra ze opkomen, gaan ze met wc-rol de grond in en beschadigen de wortels niet.

Bijvoorbeeld: lathyrus, slaapmutsje, papaver, malva, muurbloem, lupines en pastinaak.

Direct buiten zaaien of uitplanten van de zaailingen doe je meestal na de ijsheiligen, half mei.
 

Zaden oogsten, drogen en bewaren:

Voorbereiding: Kies tijdig een gezonde plant, niet aangetast door ziekte of schimmels, en markeer die. Laat de bloemen zitten, ook als ze verdorren.

Oogsten: Oogst de zaden als ze helemaal rijp en droog zijn. Soms is het handig om ze met zaaddoos en al te oogsten. Van andere planten knip je de hele bloemstengel af en doet die in een emmer of pot. Of je bindt een papieren zak om de plant en hangt die op de kop om verder te drogen.

Drogen: Spreid de zaden uit op een krant of een dienblad. Droog liever te lang dan te kort, op een droge en niet te warme plek in huis.

Schonen: Zeef zaadhulzen en kleine plantenresten eruit, b.v. met een theezeefje. Heel fijn zaad kun je op je hand leggen om vervolgens het kaf en losse deeltjes zachtjes weg te blazen. Makkelijk loslatend zaad kun je ook ter plaatse opvangen door zachtjes tegen de stengel te tikken terwijl je er een bak (of wat denk je van een paraplu op z’n kop?) onder houdt waarin je het zaad opvangt.

Bewaren: Schoon zaad bewaar je droog, donker en koel in zakjes waarop je de naam en andere info schrijft.